Vorige Start Omhoog Volgende

De geschiedenis van deze streek

De bekering van Noordoost-Nederland in de vroege Middeleeuwen

Door Dirk Otten, Heerde, 2012

Oude schoolplaten en illustraties in geschiedenisboeken geven de indruk dat de bekende evangeliepredikers

Willibrord,
Bonifatius en
Ludger

een aandachtig gehoor vonden.

De Friezen in het noorden en de Saksen in het oosten van ons land bleken bereid om hun goden af te zweren en zich te laten dopen. 

In de loop van de achtste eeuw deed het christendom op die manier zijn intrede in onze landstreken. 
 

Lebuinus - het eerste beeld dat tijdens de laatste restauratie terugkeerde in de kerk

Lebuinus

Een onderzoek naar het leven en optreden van de Angelsaksische missionaris Lebuinus

– die in het jaar 768 bij Wilp en Deventer predikte en die later verder het land van de Saksen in trok –

bracht aan het licht dat de realiteit heel anders was. De Saksen staken het kerkje dat Lebuinus bij Deventer had gesticht tot twee keer toe in brand, en na zijn toespraak op de Saksische Volksvergadering kon Lebuinus maar ternauwernood aan de dood ontkomen.

Die bevinding gaf aanleiding om te onderzoeken hoe het werkelijk is toegegaan bij de invoering van het christendom in Noordoost-Nederland en Noordwest-Duitsland, het gebied waar de Saksische stammen toen woonden.

Wat al snel bleek, was dat de bekering van een volk tot het christendom veel moeizamer is verlopen dan nog vaak wordt gedacht. De Saksen hadden een oude natuurreligie waarbij het niet ging om het geloven en het instemmen met een leer, maar zij hadden veel meer een ‘doe-religie’: ze voerden rituelen op, ze brachten offers en vereerden hun goden op gewijde plekken, ze trokken in optocht over de akkers, vereerden hun voorouders. Hun godsdienst was met hun dagelijkse leven en met de natuur rondom hen verweven.

De godsdienst uit een boek, waar de missionarissen over vertelden, was voor de Saksen met hun uitsluitend mondelinge cultuur moeilijk te begrijpen. Bovendien was het christendom voor hen de religie van hun vijand, de Franken. Die waren er op uit om hun woongebied in te lijven.

Karel de Grote & Widukind

En dat gebeurde ook. In het jaar 772 begon Karel de Grote met een grote aanval op het Saksische leger en op het belangrijkste Saksische heiligdom op de Eresberg, het tegenwoordige Obermarsberg in het Sauerland. Karel de Grote wilde met één grote overwinning duidelijk maken dat de Franken en de God van de Franken machtiger waren dan de Saksen en hun goden.

Maar Karel de Grote had er een gruwelijke oorlog van 32 jaar voor nodig om de Saksen op de knieën te krijgen. De Saksen hadden een sterke aanvoerder gekregen, de roemruchte Widukind.

Prediking met het zwaard ...

De strijd tegen de Saksen zou een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Karel de Grote worden. Wie zich na onderwerping niet liet dopen, werd gedood; het werd een ‘prediking met het zwaard.’

Toen de Saksen in het jaar 804 definitief waren onderworpen, werd duidelijk dat het een lang en moeizaam proces zou worden om het christendom bij hen ingang te doen vinden.

Boek

De geschiedenis van de kerstening van de Saksen is beschreven in het boek

‘Hoe God verscheen in Saksenland. Widukinds knieval voor Karel de Grote’
Deventer Universitaire Pers 2012, van
Dirk Otten,

die eerder twee boekjes over de missionaris Lebuinus schreef.

 

Op de site www.deventeruniversitairepers.nl staat meer informatie over het boek en men kan er ruim 30 bladzijden inzien.

Vorige Start Omhoog Volgende